Pagina's

zondag 26 augustus 2012

Afrikaanse Kos en meer



"Wat is dit? Vir jou, se Pappa. Omdat jy verjaar. Vier dik stomppote. Twee ore soos vadoeke waaruit stukkies gebyt is. Op sy rug en sy kop  'n bult vol dun rooierige haartjies. Aan sy dikke boude 'n stert, nog langer as Ping se vlegsel. Maar die allergekste aan de grote, gekke hond is dat sy neus tot op de gront hang. Dit is niet een neus nie, dis 'n slurf, lag Pappa. En dis nie 'n hond niet, Marthe, dis 'n olifant." Zo las Antjie Krog voor uit de vertaling van een 'wonderlijk' Vlaams kinderboekje "Sam, 'n ware verhaal van 'n dogtertjie en haar olifant" van Ingrid Vander Veken. Lapa uitgewers gaf haar jaarlijkse bijeenkomst waarbij Afrikaanse schrijvers hun boek kunnen voorstellen. Naar jaarlijkse traditie wordt ook een Vlaamse schrijver uitgenodigd. Deze keer had Antjie, gerenomeerde Zuid-Afrikaanse scrhrijfster, het boek gekozen. Ze verbleef in het 'schrijvers' appartement te Antwerpen, en vond in de rekken het leuke boekje van Ingrid over het verhaal van een meisje dat voor haar verjaardag een olifant kreeg, een echt gebeurd verhaal nota bene.
Het was georganiseerd in de gebouwen van de literaire kring van Nederlandse - Afrikaner literatuur. Er is altijd een band geweest tussen Zuid-Afrika en Vlaanderen en dit bewijst ook deze bijeenkomst. Is het de taal of is er meer? Afrikaners zijn natuurlijk afstammelingen van Nederlanders en Duitsers maar er is toch een zekere compliciteit met Vlamingen. De taal ligt in elk geval dichter bij het Vlaams dan het Nederlands. Ingrid wijst me er zelfs op dat er veel gelijkenis is tussen West - en Oostvlaams en het Afrikaans. De sk-klank draagt ertoe bij en ook de dubbele negatie en uitspraken zoals gezei en seun maar niet enkel de taal, er is nog meer.  Toen ik het gebouw binnentrad, dacht ik terug aan een gesprek met een Zuidafrikaanse vriend die pas in Belgie op bezoek was en gevraagd werd om er een kunstwerk te maken dat typerend is voor Vlaanderen maar dat ook de verschillende culturen samenbrengt. Het kunstwerk moet nog bekend gemaakt worden maar laat mij zeggen dat het om eten en drinken gaat. Hij vertelde me dat dit hem had getroffen. 'Mensen blijken elkaar te vinden in restaurants, tea-rooms, cafe's en dat dit de plekken zijn waar Vlamingen, Belgen en andere culturen geen onderscheid maken. We eten allen Chinees, Vlaams, Belgisch, Turks, Spaans.
En net dit is wat me hier nu ook opvalt. Afrikaners houden ook van eten en drinken. Geef toe, om op een literaire bijeenkomst aan te komen om 9 uur 30 's morgens en een glas wit wyn te krijgen als verwelkoming, kan wellicht enkel ook bij ons gebeuren. Alhoewel wij eerder een glas bier zouden aangereikt krijgen. Niet enkel wijn was er om onze smaakpapillen te verwennen maar nog meer de gerechten die allemaal het resultaat zijn van een geschiedenis van diverse culturen zoals hun namen al laten vermoeden. Grote schalen met met bobotie sosaties, samoosas, vetkoek en natuurlijk ook de zoetigheden melktert, koeksisters, malvapudding, tamboesies sierden de tafels.
Soms zijn er toevalligheden, maar ook in haar boek 'Change of Tongue' beschrijft Antjie Krog het belang van de kombuis (keuken) bij Afrikaners. Haar Ouma maakte ooit een heel feestmaal voor een Engels gouverneur generaal, de vijand nota bene. De liefde voor het eten straalt uit de brief die haar Ouma over het evenement beschreef: "Klasie presented this enormous pudding to him in a newley painted wheelbarrow. With the coffee we served milk tart, koeksisters and Aunt Stoffie's feather-light jam puffs and paper-thin slices of guava marinated in port."
Er is veel geschreven over Afrikaners en ze hebben heel zeker een complexe geschiedenis maar als ik nu terug 'huis toekeer'  zal ik net zoals mijn Zuidafrikaanse vriend de Vlaming identificeert met de eetcultuur, ook de Afrikaner associeren met heerlijke gerechten en een glaasie wijn. En wellicht ligt hier onze compliciteit, in het vermogen om de cultuur van de andere in onze cultuur op te nemen, zij het dan via de eetcultuur.
 



zaterdag 18 augustus 2012

Frustratie

Zuid-Afrika, een land in verandering, maar een land met grote frustraties. De beelden van de afgelopen dagen over de schietpartijen zijn shockerend en vele analyses achteraf ook. Politici verdringen elkaar op het scherm om de schuldige aan te wijzen. Het is de fout van het ANC, het is de fout van de politie, het is de fout van de vakbonden, het is de fout van iedereen...maar wellicht nog het meest van de armoede. Ook de onlusten de afgelopen week in Kaapstad. Tijdens mijn verblijf de afgelopen weken heb ik me voortdurend proberen af te vragen hoe ik in dergelijke omstandigheden zou kunnen leven. Mensen proberen creatief te zijn, sommige proberen er iets van te maken, andere proberen hun dromen waar te maken...maar men kan het romantiseren, de harde realiteit is dat velen geen lopend water hebben, velen geen elektriciteit, geen sanitair en alcoholisme, drugs, vrouwenmishandeling er welig tieren. Neem nu de mijnwerkers, leven in dezelfde omgeving, werken in zeer ongezonde omstandigheden en verdienen 400 Euro per maand. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik in al mijn radeloosheid, frustratie en woede ook zou protesteren en wellicht stomme dingen zou but so what, wat heb je te verliezen? Als je je menselijke waardigheid niet meer hebt, wat rest er dan nog? Twintig jaar na apartheid is het nog steeds een strijd voor de zwakkeren. Al hun hoop was gericht op een beter leven voor iedereen en nog altijd blijft een grote hoop leven zonder een beter leven. Twintig jaar na apartheid, heerst er nog altijd apartheid. Niet noodzakelijk de blanke tegenover de zwarte, maar de rijke tegenover de arme. En toch moet er verandering komen. Daar draait het hier nog altijd om 'change'. Hopelijk zien de politieke leiders in dat er change moet komen voor iedereen. Want na al mijn gesprekken hoor ik vooral frustratie. Wellicht zijn er politieke theorieën, economische en heel zeker ook antropologische, maar soms bij het zien van dergelijke beelden moet men zijn verstand eens uitschakelen en het buikgevoel laten domineren. Eens te meer is de arme Afrikaan het slachtoffer. Laat me eindigen met een van de boegbeelden van de négritudebeweging. 

Aime Césaire
those who have invented neither powder nor compass
those who could harness neither steam nor electricity
those who explored neither the seas nor the sky
but those without whom the earth would not be the earth
gibbosity all the more beneficent as the bare earth even more earth

my negritude is not a stone, its deafness hurled against the clamor of the day
my negritude is not a leukoma of dead liquid over the earth’s dead eye
my negritude is neither tower nor cathedral

it takes root in the red flesh
of the soil it takes root in the ardent flesh
of the sky it breaks through the opaque prostration with its upright patience

Eia for the royal Cailcedra!
Eia for those who have never invented anything
for those who never explored anything
for those who never conquered anything

maandag 13 augustus 2012

Pink boots


Klik hier om het volledige album te bekijken

'God created the rose in the likeness of Woman'. Zo stond op het kaartje dat Kamilla en ik ontvingen op een van onze bezoekjes aan de  townships van Strand. Vijf dames in blauwe t-shirts begeleid door hun mannelijke collega in politie-uniform deelden de kaartjes uit. Ze bezochten de school om alle vrouwelijke leerkrachten een prettige vrouwendag te wensen. Het was niet het enige vrouwengebeuren waarmee we geconfronteerd waren die dag. Bij het bezoek aan de school bleken de vrouwelijke leerkrachten allen weg om samen met de directrice hun vrouwendag te vieren met een kopje koffie. Was dit in een school in België gebeurd dan stond de school wellicht op zijn kop. Hier zaten alle kinderen plichtsbewust te werken terwijl er geen leerkracht voor de klas stond. ‘Dit zou nooit gebeuren in Belgie’, zei Kamilla. De school in de township is een beetje het paradepaardje van Elsa, die me die dag rondleidde. Ze heeft veel bijgedragen voor de school tot het betalen van een muziekleerkracht die een koor heeft opgebouwd, maar er zijn ook de computers en nog zoveel meer. De directrice is fier te kunnen zeggen dat de school in de laatste jaren verdrievoudigd is in aantal leerlingen. 
Ik zou dit verhaal willen wijden ter gelegenheid van vrouwendag aan ‘wonderlijke vrouwen’, zoals ze hier plegen te zeggen. In mijn zoektocht naar verhalen over mensen in postapartheid werd ik in contact gebracht met Elsa. Ze was ooit doctor in zielskunde in Potchefstroom. Zoals velen verliet ze het dorre binnenland om aan de Kaapse kust van haar pensioen te genieten. Ze is overtuigd lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk en juist omwille van haar geloof vindt ze het haar plicht om voor de minderbedeelden te zorgen. Mijn eerste gesprek met haar had me in de war gebracht. Verhalen van mensen die apartheid hebben meegemaakt als Afrikaner en deel waren van een systeem, roept ambigue gevoelens op. Op een gegeven moment vertelde me ze dat ze toen in de jaren tachtig de Cosby show op tv zagen, ze voor het eerst beseften dat ‘zwartmense’ ook intelligent konden zijn. Dat in die jaren tachtig veel voor hen duidelijk werd, dat iedereen ‘gelijk is in de ogen van God’. Ik mag geen oordeel hebben maar er bleven vraagtekens in mijn hoofd. ‘Hoe kon een docent zielskunde (psychologie) zo denken?’
Zoals iedere Afrikaner die ik spreek, vond zij het ook goed dat apartheid verdween en dat iedereen nu een kans kreeg. Dit opende een hele reeks mogelijkheden voor een hele hoop mensen maar ook de mogelijkheid voor een volk dat zo achtervolgd wordt door zijn geschiedenis om zich opnieuw te profileren.  Hoewel religie aan belang inboet, is Zuid-Afrika een heel religieus land. Er zijn zoveel religies als er mensen zijn en ondanks de vele problemen in dit land, blijkt er tussen verschillende godsdiensten geen problemen te zijn.  Elsa is ook overtuigd lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk en vindt dat in de huidige omstandigheden het haar plicht is om de minderbedeelden te helpen. Ze zamelt fondsen in voor de lokale school in de township om voedsel te kopen, ze organiseert voedselbedelingen in het ziekenhuis voor de HIV-patiënten die hun pil moeten innemen met voedsel, ze wil een dagcentrum voor de kleintjes in de armste township in Strand, Casablanca. Casablanca heeft een exotische naam maar is een trieste aanblik van vervallen huisjes. Elsa toont me het stuk land waar ze het dagcentrum voor de kleintjes wil openen. Nu behelpen ze zich met een kleine container zonder elektriciteit en water om de kinderen op te vangen. Er is maar plaats voor 12 kindjes van de wijk en volgens haar zou het zo goed zijn om alle kindjes van de wijk daar te kunnen opvangen. De armoede is niet te omschrijven in Casablance en niet enkel Elsa maar ook vrouwen van de wijk zelf proberen het er toch ook menselijk te maken voor de inwoners. Irma is een van de mensen die beter af is in de wijk. Haar man heeft werk in de bouwsector en zij hebben een ‘degelijk’ huisje kunnen bouwen. Het is niet groot maar gezellig. Ze heeft ook een fornuis waarop ze soep kan koken. Elsa zorgt voor de ingrediënten en Irma maakt twee keer per week soep in haar Sopkombuis waarbij de buurtbewoners gratis soep komen halen. Zo eten ze tenminste twee keer per week gezond, zegt ze. Toen we vorige vrijdag meehielpen op de 3-maandelijkse tweedehands kledijverkoop in Casablanca, realiseerde ik me pas de ellende. De verkoop had hetzelfde effect als de solden bij ons. De mensen stormden op de kledij en voor 0,2 Euro per stuk konden ze zich een hele outfit samenstellen. Elsa vertelde dat ze geld moesten vragen omdat de eerste keer toen alles gratis was, de mensen begonnen vechten en kleren van elkaar afnamen en zelfs het pand afbrandden.  
Er heerste een soort ruwheid tegenover elkaar op de verkoop. Jongens stormden bij onze aankomst op onze auto af in de hoop een centje bij te verdienen bij het helpen dragen van de zakken. Het kruiperige gedrag, sir, madam ... raak ik niet gewend. Toch was er ook plezier. Pubermeisjes vonden een paar roze laarzen met heel hoge hakken en dit was aanleiding genoeg om het komende uur even in een droomwereld te vertoeven en zich eventjes model te wanen. 
Ik raakte er aan de praat met Jennifer. Ze woont ook in Casablanca en is een beetje aanzien als de mama van de wijk. Ook zij helpt met de sopkombuis omdat ze wil zorgen voor de mensen. ‘I love people’ zegt ze, ‘I don’t have anything but I like to give because I know what it is to be hungry’. Ze heeft drie kinderen, en heeft al de nodige miserie doorgemaakt. Haar zoon was aan tik, soort drug, en heeft haar zelfs beroofd van het weinige dat ze bezat, omdat hij geld nodig had. Hij is gelukkig van de drugs af, zei ze, en heeft nu een job. Haar jongste dochter was zwanger toen ze 15 was en nu draagt zij zorg voor haar vierjarig kleinkind. Ze is zo fier dat ondanks de zwangerschap haar dochter toch goed studeert op school. Dit kon niet zonder de vrijgevigheid van de mensen van kerk, zegt ze. Ze wil zo graag dat ze een diploma haalt zodat ze werk kan vinden. ‘I keep faith in the Lord above. He means the best with us.’ , gaat ze verder. Zij is lid van een Afrikaanse Christelijke kerk en dit houdt haar recht. ‘God is there to take care of us.’
Toen we wegreden ging er maar een gedachte door mijn hoofd. God kan al die ellende toch niet gewild hebben.
En toch is het ontroerend. Elsa samen met haar groep vrijwilligers uit de kerk, wonend in de betere wijk van de stad, probeert haar medeburgers in de sloppenwijk een menswaardig leven te geven. De religie is als een bindmiddel tussen twee delen van de stad. Veel vragen spoken nog door mijn hoofd maar voorlopig wil ik het houden bij de getuigenis van vrouwen die hun sterkte halen uit hun geloof, enerzijds om elkaar te helpen, anderzijds om zin te geven aan hun bestaan. En al is het maar om enkele tienermeisjes een uur plezier te geven aan een paar roze botten ... 'God created the rose in the likeness of Woman'