Pagina's

woensdag 28 oktober 2020

Corona Leuven by night...



Het is maandagavond. Leuven by night… hallucinant leeg, gelukkig kleuren de lichten op de gebouwen de avond in de stad. De leegheid overvalt me. Het is eind oktober en niettegenstaande de maandag nooit de drukste avond was in de studentensteden was de stad toch het decor van studenten die nog vol vrolijkheid en goede moed de straten van Leuven vulden. Café’s, restaurants, take-aways draaiden op volle toeren, jonge mensen troepten bijeen op de straat of bij elkaar op kot… Nu bijna niemand, alles dicht, alleen een virus dat onzichtbaar over de straten waadt.
Je zal nu maar jong en student zijn… net die dag hadden we op onze faculteit een vergadering hoe het verder moet. De sfeer is wat gelaten. We willen ons best doen en blijven doen maar hoe kunnen we het verder veilig blijven organiseren? Het welbevinden, welzijn en gezondheid van de studenten en het personeel staan op het spel. Zoals dat gaat op vergaderingen zijn er verschillende meningen. Is teruggaan naar volledig online-onderwijs een optie? Geen sinecure voor architecten in opleiding. Kunnen we ateliers veilig blijven organiseren? Contact hebben en bij elkaar zitten horen wel bij het maken van opdrachten. Kunnen we nog kleinere groepjes maken? Is er nog voldoende mankracht en plaats om het te herorganiseren? Samen naar een locatie rijden in de wagen. Het openbaar vervoer nemen is ook niet evident…Groepswerk blijkt toch moeilijk als het online moet gebeuren… Er wordt heen en weer van gedachten gewisseld. Hoe kunnen we dit veilig organiseren? Ventileren, ramen open, buiten werken, tenten opzetten… iets evidenter in het idyllische klooster te Gent dan in de Meurop, ons gebouw in het dichtbebouwde Brussel.
Ik luister en hoor de docenten allemaal hun bezorgdheden uiten. Voor alle meningen valt iets te zeggen. Het is zo een moeilijke discussie. De neveneffecten eenzaamheid en onzekerheid zorgen toch ook voor schade bij deze jonge mensen maar wanneer moeten we beslissen dat het virus te schadelijk is om nog fysisch bijeen te komen. Want hier vreet de angst als neveneffect ook aan de mentale gezondheid van docenten en studenten. De cijfers zijn niet goed en de statistische kans om het te krijgen wordt met de dag groter… Hoe ver moeten we gaan? Ik weet het ook niet. Soms denk ik, stop de wereld even zodat we allemaal kunnen resetten.
Het beleid neemt de bezorgdheden mee. Ik loop ’s avonds over de lege straten in Leuven en ik maak me de bedenking dat ik niet in hun schoenen wens te staan. Hoe kan je hierover een juiste beslissing nemen? Het stemt me somber. Achter de verlichte ramen zitten wellicht veel studenten op het kleine scherm naar hun online les te staren, ondertussen een virtueel gesprek te voeren met vrienden en medestudenten, wellicht hier en daar toch een bijeenkomst van enkele studenten om toch wat van het studentenleven te kunnen ‘genieten’.
Je zal nu maar student zijn… het zoveelste gesprek met studenten die het niet meer zien zitten omdat de eenzaamheid, angst, onzekerheid hun jong zijn zo belemmeren.
Je zal nu maar student zijn… een tijd waarin je het leven moet ontdekken. Niet alleen het opdoen van veel kennis maar ook het mens worden, samen met leeftijdsgenoten de grenzen van het leven en de wereld ontdekken en dan stelt een virus geen grens meer maar een stop aan dit alles. Hun leven wordt verengd tot een pc-scherm.
Ondertussen heeft de Vlaamse Overheid beslist dat hogescholen ook online moeten gaan tot zeker al 12 november. Hopelijk kunnen we hiermee de verspreiding van het virus wat tegenhouden.
Ik bekijk nog eens de foto’s van de lege stad. Wellicht zal de leegheid de enige optie zijn om het virus te verslaan. De vraag is hoe lang de leegheid het dominante straatbeeld zal zijn.
Een student zei me gisteren…’ ik heb veel aan het elkaar zien tijdens de weinige momenten maar als het moet dat we thuis moeten blijven, dan moet het. Misschien moeten we even hard zijn om het virus te verslaan om rampen te vermijden.’
Je zal nu maar student zijn… als het hen toch iets leert is dat solidariteit met de rest van de samenleving noodzakelijk is om het eigen welzijn te kunnen behouden.
Hopelijk blijven de lichtjes de stad levendig houden en brengen ze wat hoop in deze donkere tijden.

maandag 19 oktober 2020

30 jaar




Ze komen en gaan… huwelijksverjaardagen… 30 jaar geleden zetten we ons gemeenschappelijke leven in met veel zwier. 30 jaar later had het met evenveel zwier moeten gevierd worden ware het niet van een virus dat we de feestelijkheden in beperkte kring moeten houden.
Op de tafel ligt een fotoboek dat onze dochters ineenstaken voor onze 25ste huwelijksverjaardag. Het boek begint met een foto van ons huwelijk. Het weer was bijna identiek… de herfstzon kleurde onze dag met een goudgele gloed. We waren jong en hadden een droom… samen iets te maken van de tijd die voor ons lag. We hadden niet zoveel ambitie… André beëindigde zijn doctoraat in fysica en zoals dit dan gaat dacht hij iets te doen met fysica. Ik had geen professionele ambities… een operazangeres zou ik niet worden, mijn kinderdroom om dokter te worden was ook al geen optie maar de wereld zien stond nog op mijn lijstje. We hadden een match. André solliciteerde en kon de wetten der fysica verder uitdiepen in Caltech, Pasadena, het walhalla voor wetenschappers en nu alom gekend door de Big Bang Theory (jaha, this is the nerd I married en ik voel me vaak als Penny tussen die brainie weirdos). Mijn nieuwsgierigheid om de wereld te ontdekken werd realiteit. Pasadena, bij Los Angeles, in California… geef toe… het was a girl’s dream come true. Stephen Hawking kruisde vaak ons pad op de idyllische campus van Caltech, we maakten het grootse feest mee van een 92-jarige nobelprijswinnaar, Michael Jackson nam er een videoclip op, Randy Newman woonde er, Eddie Van Halen liep er rond en tal van films en series werden er opgenomen. Starstruck is een understatement. En toch was Pasadena meer dan wereldsterren. Wat een locatie om als jong koppel samen een leven te beginnen. We maakten vele vrienden (zelfs voor het leven) bij de jonge wetenschappers en echtgenoten die van overal in de wereld de wetenschap maar vooral de wereld wilden ontdekken, we reisden rond in een land dat zo divers is en onze oudste dochter Emily zag het levenslicht op Sunset Boulevard, Hollywood. Het was een start waar we nooit hadden durven van dromen op onze huwelijksdag. Nog heel even lonkte Australië maar Leuven won de strijd want André kon er aan zijn Alma Mater KU Leuven een carrière als wetenschapper beginnen. Zo gaat dat in het leven… met een ervaring en een dochter rijker nestelden we ons aanvankelijk in Heverlee en uiteindelijk in Boutersem. Een nieuwe vriendenkring bouwde zich op, ik werd ook een KU Leuven-werknemer en dan was het tijd voor een tweede dochter, Kamilla. Mijn passie voor andere culturen vertaalde zich in het leren van andere talen en het werken met internationale studenten en de fysica was nog altijd een passie voor André. Het reizen bleven we doen maar zich ergens ver in de wereld nestelen gebeurde niet meer tot fysica ons naar Kaapstad, Zuid-Afrika bracht. Kamilla vierde er haar eerste verjaardag en met tussenpauzen maakten we een tweede thuis van de Kaapstreek. We verloren er ons hart in een land vol tegenstellingen. Zozeer zelfs dat ik het de moeite vond antropologie bij te studeren. Mijn passie om de wereld te ontdekken kreeg een wetenschappelijk tintje. Ik gaf mijn job tijdelijk op en werd terug student voor een paar jaar… het liep niet altijd van een leien dakje want op je 45-ste terug geconfronteerd worden met je eigen beperkingen is niet evident. Zou ik het opnieuw doen… heel zeker. Het heeft me op een andere manier leren kijken naar de maatschappij rondom mij en mezelf. André maakte ondertussen carrière binnen de gremia van de KU Leuven zoals ze dit heten. Emily begon haar studies aan de KU Leuven in politieke wetenschappen en Kamilla was een begenadigd zwemster. En zo kabbelt het leven verder… Samen ontdekten we vele dingen. Naast Zuid-Afrika zorgt de natuur in Zweden voor de rust die we af en toe nodig hebben, reizen we rond, houden we van muziek, toneel en musea, en verliezen we ons in boeken en zoals echte Bourgondiërs ook in lekker eten en drank …. Uiteraard zijn er ook passies die we niet delen… Gelukkig. Volleybal wordt nooit mijn ding en André doet zijn best maar echt warm wordt hij niet van films kijken.
Dertig jaar later klinkt ons leven toch een beetje cliché… twee dochters, twee auto’s en een huis met een hond en kat. André doceert nog steeds fysica en probeert nog altijd de wetten der fysica te doorgronden. Ik werk nog aan de KU Leuven, weliswaar in Schaarbeek, waar ik probeer studenten zich thuis te laten voelen in de nieuwe wereld van het studeren en de universiteit, Kamilla is bijna psychologe en… Emily is getrouwd dertig jaar na ons huwelijk. Het fotoboek moet nog verder aangevuld worden. We willen nog als echte bluesfans de Mississppi afrijden, Afrika verder afreizen van Mali (Blues) tot Congo (waar mijn vader zijn strijd tegen onrechtvaardigheid begon), China doorkruisen van Mongolië tot het diepste Zuiden, mijn 60ste verjaardag in Australië vieren met mij vriendin Dee, Latijns-Amerika en mijn vele oud-studenten daar bezoeken en vooral mijn petekind Leo in Ecuador ontmoeten, ... En misschien nog eens een verblijf in Canada waar ik als kind vertoefde. Realiseren we nog die dromen of niet… wie weet. Niet alles was perfect, af en toe was er een hoek af... Dit is wie we zijn. Er waren nooit grootse verwachtingen, nooit grootse ambities… alleen maar het beste proberen te maken van wat er op ons gezin afkomt. Zo werkt het voor ons en hopelijk nog vele jaren. En tenslotte is onze mooiste droom dat onze dochters er het ook het beste van kunnen maken, zoals het op hen afkomt samen met hun partners.

zondag 14 juni 2020

Terug naar Brussel



Het was 18 maart en ik begon mijn post met 'het lijkt niet wezenlijk… sinds gisteren zitten we in een lockdown light… Mensen stonden aan te schuiven bij de bakker met een tweetal meter tussen iedere persoon en maximum twee personen in de winkel. Toen viel het land stil. We waren in de greep van een virus.'

Drie maanden later keren we stilaan terug naar onze oude leven. Files zijn weeral een feit, een deel mensen trekken terug naar de werkplek … zo ben ik gisteren en vandaag ook terug richting Brussel getrokken. Hoewel het online werken vaak intens was genoot ik toch van het wegvallen van de pendelstress en het vergroten van het welbevinden. Maar toch….
Gisterenmorgen nam ik voor het eerst terug de trein. ’s Morgens om 7 uur stond ik met een paar medereizigers te wachten. Ik ben een beetje onzeker want het treinreizen is toch niet meer wat het geweest was… Doe ik mijn mondmasker al aan op het perron of wacht ik nog even? Iemand heeft me ooit gezegd als je niet weet wat je moet doen, kijk dan naar wat de andere doen. Mijn medereizigers zijn al iets meer geroutineerd en hebben het mondmasker al aan en op de correcte manier. Over de neus en de mond en kin. En bij zo een wegwerpmasker met de blauwe kant naar buiten.
Eens gewapend met mijn mondmasker kan ik mijn plaats op de trein zoeken. Vroeger, voor Corona, was het drummen om het eerst op de trein te stappen en dan de armen breed te houden om als eerste de wagon te kunnen betreden en te stormen naar die ene luttele lege plaats. Vandaag stappen de enkelingen op het perron in alle rust en met de nodige afstand op de trein. We kunnen zelfs een plaats kiezen op een veilige afstand van een collega reiziger met monddoek. En toch zijn er van die gewoontes… een beetje koffie drinken bij het lezen van een boek is geen sinecure met monddoek. Het afloeren van medereizigers hielp me niet want niemand dronk koffie. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel mag het niet ofwel durfden ze ook niet. Het zal nog enkele reizen duren voor ik het antwoord zal weten, vrees ik.
Eens in Brussel-Noord was het thuiskomen en toch is het anders. De grote reclamepanelen zijn er nog maar zonder reclame, wel met pictogrammen en richtlijnen hoe we ons moeten beschermen tegen het virus. De vertrouwelijke mensenstroom is nog aanwezig in de gangen en het blijft een uitdaging om tegen die stroom, allen met mondmaskers getooid, mij naar de uitgang te begeven. De meeste pendelaars nemen namelijk niet de uitgang Aarschotstraat… De rosse buurt ligt er verlaten bij. De bars zijn nog gesloten en het is er rustig. Een enkele bedelaarster ook met mondmasker steekt haar hand uit. Ik wandel naar LUCA, School of Arts, waar onze studenten hun examens hebben.
Het is aanschuiven om binnen te gaan. Iedereen die het gebouw betreedt moet geregistreerd worden. Er staan mobiele lavabo’s om de handen te wassen vooraleer je verder gaat… toch een beetje een gedoe, toch zeker voor nerveuze studenten.
Aula’s zijn goed georganiseerd. Stoelen waar ze moeten zitten zijn gemarkeerd met groene stippen en er is voldoende plaats tussen twee studenten. Ze lopen geen gevaar besmet te worden door het examenzweet van een collega. Bovendien hebben ze allemaal hun monddoek aan. Het is toch een vreemd zicht als je daar vooraan zit. Allemaal mondloze studenten die zich door het examen ploeteren. Een enkeling trekt het monddoek naar beneden om toch de neus vrij te hebben of een slok water te nemen. Het went toch rapper dan men denkt uitgezonderd de aangeslagen brillenglazen. De verkoop van lenzen zal wellicht terug de hoogte ingaan. Eens ze het examen in de grote doos hebben gedropt vertrekken ze naar buiten. Dan begint het wonderlijke gebeuren. Studenten nemen direct het monddoek af en wachten elkaar op. De glimlach die eerst was verstopt toont zich en hun oogjes fonkelen. Na al die tijd online lessen te moeten volgen, met elkaar te chatten, zien ze elkaar in levende lijve terug. Ze blijven hangen op de trappen en vergeten dat de afstand moet gehouden worden. Het is mooi om te zien hoe het contact met elkaar hen terug opfleurt. Sommige komen enthousiast naar mij om mij te vertellen als het examen al dan niet is gelukt. Verhalen komen naar boven van de huiskamers en kinderen van docenten, zo grappig mevrouw. De weken online begeleiding en misschien de intimiteit van het binnenkijken in elkaars woonkamer zorgt voor een zekere vertrouwensband.
Het echte werken met collega’s heb ik nog niet gedaan maar het terugzien van enkele doet wel terug verlangen naar het werk op den buro. Het thuiswerk heeft zijn voordelen: de rust; noot ik heb geen kleine kinderen meer en de betere organisatie werk en thuis zorgen wel voor een beter welbevinden. Het samenwerken krijgt een andere dynamiek. Het contact is vaak intenser, gewoon omdat de fysieke afwezigheid ervoor zorgt dat men het op een andere manier moet compenseren.
Maar vandaag besefte ik ook bij het terugzien van de collega’s dat het soms de kleine dingen zijn die op kantoor gebeuren die ook voor een unieke band zorgen: een collega wiens oog direct vaststelt dat de buro’s nog niet zijn gepoetst, haar vrolijke gehuppel, een andere collega die zijn verhaal komt doen en zich neerzet op het kastje naast jouw bureau. Vaststellen dat het kastje weeral is ingenomen door de theepot van jouw buur… hij heeft wat expansiedrang. Zijn flauwe mopjes die eigenlijk verbergen dat hij het kantoor het meest heeft gemist wat hij ook ruiterlijk toegeeft.
Op de terugweg naar het station in de drukke Brabantstraat met zijn kleurrijke winkeltjes en bevolking bedacht ik me dat ik toch ook wel den buro en zijn omgeving heb gemist. Ik zie uit naar een terrasje te doen met velen. De eerste krijgen vorm. De knuffel zal nog even moeten wachten. Voorlopig terug mijn mondmasker aan vooraleer ik het station binnenwandel.

zondag 3 mei 2020

Naaimachines



We zullen doorgaan… dagelijks horen we het liedje op Radio 1 in de versie van een bekende muzikant. De ene cover is soms al wat beter dan de andere maar hier gaan we het nu niet over hebben. Ik ga het hebben over ‘mondmaskers’. Wie me een beetje kent weet dat naaien nooit een van mijn passies is geweest. Het zit niet in de genen. Noch mijn grootmoeders, noch mijn mama waren gezegend met het talent. Eigenlijk mag ik dit niet zeggen want ik weet het niet. Ik heb ze het nooit zien doen en geen van hen had een naaimachine… of toch, meme Germaine, mijn grootmoeder langs vaders kant, had een Singer: zo een antiek exemplaar onder een houten kap. Ze stond veilig opgeborgen in een kast in de veranda en ik kan me niet herinneren dat meme Germaine er ooit achter heeft gezeten. Haar zus, tante meseur (in de volksmond) of tante nonneke in het klooster van Kuurne, had het talent wel. Ze gaf zelfs snit en naad in de naaischool. Soms was ze mijn redder wanneer er weer één of ander naaistukje klaar moest zijn voor school. Ik moet wel zeggen dat ik het werkstukje toch vaak alleen maakte wat me natuurlijk de lieveling van de leerkrachten naaien maakte… niet dus. In het katholieke meisjesonderwijs werden we toen nog opgeleid tot goede huisvrouwen. Hoe ontvangen we onze gasten, hoe verzorgen we onze baby’s en handwerk… allemaal in een uurtje les. Ik was altijd het kneusje van de klas tijdens dat uurtje. ‘Hoe slaag je erin een kussensloop te haken dat onderaan 20 cm breed en bovenaan 40 cm is?’ Weet ik niet mevrouw, dat ging gewoon zo…’ Ik wist het eerlijk gezegd ook niet. Mijn tulp op een doekje borduren is maar half af geraakt omdat mijn draad altijd wel in de ‘knoop’ raakte, de draad brak door of de naald brak in twee. Horendol werd ik ervan. Zoals gezegd kreeg ik thuis of bij de grootmoeders niet veel hulp zoals dat bij de andere leerlingen vaak het geval was. De naai-activiteiten van Meter Netje, grootmoeder langs moederzijde beperkten zich tot het aannaaien van een knoop of het stoppen van een kous. Toen werden nog kousen gestopt met een marmeren ei erin om de twee zijden van elkaar gescheiden te houden. Tenminste dat denk ik toch. Thuis hadden we een groene en die heeft me altijd gefascineerd maar meer om de vorm en het materiaal.
Enkele jaren verstreken zonder dat ik het naaitalent nodig had. Ik lag er niet echt wakker van tot ik mijn man leerde kennen. Zijn familie langs vaders kant had een kledingzaak waar zijn grootmoeder haar naaitalenten kon botvieren. Dat was de super league van het naaien. Ook mijn schoonmoeder en schoonzus bleken goed overweg te kunnen met de naaimachine. Mijn schoonmoeder naaide zelfs het kleed van mijn schoonzus voor ons trouwfeest. Ik vond dat ik op zijn minst ook eens kon proberen. Mijn schoonmoeder leerde me stikken, rechte lijnen, en ik ben erin geslaagd onze eerste gordijnen te maken. Maar daar is het toen bij gebleven. De ambitie was er nochtans en ik kocht een Singer naaimachine in een of andere aanbieding bij Blokker. Ik kan me zelfs niet meer herinneren of ik er ook mijn gordijnen mee heb gestikt of dat ik die heb voleindigd met de machine van mijn schoonmoeder.
De naaimachine stond in de kast tot een van de buitenlandse doctoraatsstudenten op mijn werk me vertelde dat ze graag naaide en dat ze het miste nu ze geen naaimachine ter beschikking had. Ik leende die van mij uit en het nieuws verspreidde zich snel op de faculteit. Geregeld nam ik de machine mee naar het werk en Isabelle en haar naaimachine werden zowaar een item. Hoewel ik er zelf niet mee naaide. Ik veranderde van faculteit en mijn Singer werd weer werkloos.
En dan breekt Corona uit… Mondmaskers is het woord van de laatste twee maanden. Eerst waren ze niet nodig, dan wel en dan ineens verplicht maar er zijn er niet genoeg. Naaien blijkt ineens een overlevingstalent. Filmpjes over het maken van mondmaskers voor mensen die niet zo bedreven zijn met naald en draad zoals ik verschijnen op sociale media. Het moet gezegd, het kan lukken maar eerlijk gezegd ben ik misschien wel een beetje fier en zie ik me niet de trein opstappen met een in stukken gesneden T-shirt voor mijn mond. Laat staan dat ik de faculteit architectuur zo binnentreed. Creativiteit is dan wel belangrijk bij architecten maar een beetje ambacht is wel nodig.
Dus besliste ik deze week de machine terug onder het stof te halen en een poging te wagen. Lieven Scheire kan het ook, waarom zou het mij niet lukken. En als het lukt, kan ik er maken voor verenigingen want ambitieus ben ik wel. Eerst wat stof zoeken die hiervoor kan dienen. De resten van de gordijnstof, waarmee al de schoolwerkjes van mijn dochters werden voorzien en waarbij ze nog altijd over klagen over het gebrek aan variatie in stof, zijn op. Daarenboven zie ik mezelf ook niet rondlopen met de gordijnstof die 15 jaar geleden al uit de mode was. In het kiezen van tijdloze stoffen ben ik ook al geen talent. Ik vond gelukkig nog wat lapjes stof die ik blijkbaar enkele jaren geleden in een opwelling om terug te naaien had gekocht in de Veritas. Nu nog stof voor lintjes… ik dacht dat de gordijnenlinten wel konden dienen. Daar heb ik nog meters van maar die zijn te breed en ook niet zo handig.
De naaimachine wordt opgesteld in huis en ik beslis mijn eerste mondmasker ‘in het klad’ te maken met een zakdoek en dan toch het gordijnenlint. Dan begint het gevecht met de machine… het bedraden lukt me niet echt. Mijn naaimachine is al zo verouderd dat de handleiding enkel nog te vinden is op een Chinees YouTube filmpje. Dat begint goed maar gelukkig is beeld bij filmpjes vaak belangrijker dan tekst. Het nadeel is dat het filmen nogal amateuristisch is en het niet altijd even duidelijk is hoe het moet. Bijna geef ik het op… iedere keer wanneer ik denk het goed te hebben loopt de draad vast… Ik weet weer waarom ik het naaien niet leuk vind. Mijn ongeduld wordt op de proef gesteld. Ik bespreek mijn frustratie met collega’s en blijkbaar moet je de machine eens oliën omdat ze beter zou werken. Uiteraard niet met extra-vierge olijfolie maar met machineolie. Die hebben we natuurlijk niet in huis. Reden genoeg om er toch niet aan te beginnen, denk ik. Maar ik wil niet opgeven. Op de sociale media zie ik heel wat zelfgemaakte mondmaskers passeren van vrienden en ik wil het ook kunnen. Zo onhandig ben ik nu toch ook niet. Na een tiental keer het filmpje te hebben bekeken, heb ik uiteindelijk de hulp van mijn man ingeroepen. Stammende uit een hele familie naaiers is hij een ervaringsdeskundige. En ja, na samen nog een paar keer het filmpje te bekijken van mijn Singer in een groezelig Chinees naaiatelier is het ons gelukt. De bovenste en de onderste draad vormen nu samen een steek. Hoera!
Ik snijd mijn stofje, speld waar nodig, eventjes strijken en dan onder de naald ermee. Het ziet er poepsimpel uit op het filmpje van mondmasker.be. Toch het wordt het een uitdaging. Voor een onervaren naaister als mezelf zijn er nog drie obstakels. Het leren stikken op een lijn had ik al onder de knie en de lijntjes van de zakdoek komen hiervoor ook goed van pas. Maar dan, die lintjes meenaaien en vooral de plooitjes erin stikken en de dunne zoompjes. Eens de naald de plooi bereikt schuift de stof weg en is het terug een plat stukje stof,… maar ik geef niet op. Pak nog wat restjes stof die ik vind en zet me eraan: plooitjes leren stikken, dunne zoompjes stikken en lintjes mee stikken. Het begint zowaar te lukken. Het gezoem van de naaimachine maakt me zelfs rustig. De opperste concentratie laat me even de wereld vergeten en het vervolledigen van een eerste proefmasker lukt me. Hier en daar nog een paar details. Ik ben zowaar een beetje fier… het is nog niet echt een exemplaar om op straat mee te lopen maar het zit erin. Ik voel het. Binnenkort prijk ik over straat met exemplaren aangepast aan de outfit. Had ik toch maar stof gekocht bij Dries Van Noten toen hij een ‘Fabric Sale’ hield en ik verkeerdelijk dacht dat het een fabrieksverkoop was van outfits en geen stoffenverkoop…. Maar niet getreurd, er komt zeker nog een ‘Fabric sale’ en tegen die tijd maak ik zelf de outfit met bijpassend mondmasker.
We zullen doorgaan zing ik bij mezelf…

woensdag 18 maart 2020

Naar de bakker....




Het lijkt niet wezenlijk. Het zonnetje schijnt en de natuur ziet er mooi uit. En toch, sinds gisteren zitten we in een ‘lockdown light’ of hoe we het ook mogen noemen. Het is de tweede in mijn leven. Een kleine dertig jaar geleden woonden we in Los Angeles en toen braken de ‘riots’ uit. Een zeer onterechte uitspraak waarbij blanke politie-agenten werden vrij gesproken toen ze Rodney King bijna dood sloegen. Heel Los Angeles stond in brand en de zwarte bevolking was in opstand: winkels werden geplunderd, er werd gevochten met basebalbats, ook geweren, er werd brand gesticht… blank zijn was toen moeilijk. Het staat niet op je gezicht geschreven dat je met hen sympathiseert. Samenscholingsverbod werd ingevoerd, winkels werden gesloten en het werd stil in de straten van Los Angeles.
Deze morgen wandelde ik naar de bakker. Niemand op straat wat in een landelijke gemeente als Boutersem op woensdagmorgen geen rariteit is…. Onze bakker vervult hier haar sociale rol en meestal is het de plek van een ontmoeting en een babbel. Deze morgen was anders. Mensen stonden aan te schuiven op het voetpad met een tweetal meter tussen iedere persoon. Maximum twee personen mogen de winkel binnen. Het was stil… alsof we elkaar zouden besmetten met onze woorden. Een dame verbrak de stilte toen ze buitenkwam. ‘De volgende mag binnen’ riep ze en ratelde rustig verder over het mooie weer en dat het wachten zal lastiger worden als het koud en nat zal worden. Misschien zou een afdak kunnen helpen. Had ze ook aan de bakker gezegd. Haar wellicht tactiele manier van communiceren zorgde ervoor dat ik ineens achteruit sprong want ze kwam mijn perimeter binnen en ze strekte haar arm uit om wellicht me vrolijk een klopje te geven. De man voor mij keek bezorgd toe. Zoveel frivoliteit en onvoorzichtigheid in deze tijden.
Ik dacht onmiddellijk terug aan de eerste lockdown en hoe grimmig de sfeer toen was. Ondanks het Californische mooie weer durfde niemand de straat op. De vijand was toen duidelijk. Huizen waren verwoest, mensen liepen boos op straat rond.
Dit keer is het anders. Alles ligt er vredig bij, de bomen komen in bloei, narcissen en krokussen fleuren de tuinen op, zelfs de vogels zijn in opperbeste stemming. Tussen die zichtbare vredigheid dwaalt dan toch een virus rond, niet te zien, niet te horen of te ruiken. Onzichtbaar houdt het ons in de greep. Een brood halen lijkt bijna op een survivaltocht.

donderdag 7 mei 2015

Terug naar Zuid-Afrika


Deze keer mag Johannesburg de spits afbijten. Johannesburg is in alle opzichten een andere stad dan Kaapstad. Er zijn niet de prachtige kusten, Kaapse idyllische witte huizen omgeven door groene wijngebieden en de paarste bougainvilleas.  Het is dor, er zijn de vele littekens van de mijnbouw in de wijde omgeving en vooral de stad is niet dominant blank maar zwart. Niet het mooie decor intrigeert deze keer maar wel de verschillende Afrikaanse ritmes die het leven van de stad bepalen. Het is de stad die de entanglement die ik in mijn thesis beschreef nog meer symboliseert. Verschillende culturen raken mekaar en verweven zich tot een nieuwe vorm van samenleven. De vele getuigenissen en de reportages over de beeldenstorm en xenophobia van de afgelopen weken zijn er een triest gevolg van maar er zijn ook de mooie getuigenissen die we hebben waargenomen in de afgelopen dagen. Onze eerste bezoek aan de WITS  Art Galery kon de geschiedenis en de complexiteit van het land niet beter beschrijven. Penelope Siopsis is een blanke Zuid-Afrikaanse artieste die met haar werk de dramatiek van de blanke overheersing kan bevatten. Haar collages over Zwart Afrika en haar videos over de blanke heerser en hun idyllische leven tegenover de pijn en de haat van de zwarte die uitmonden in moord op een blanke Ierse dokter of op de aanslag op Verwoerd zijn zeer confronterend. Het trauma dat de blanke overheersing hier op het land heeft achtergelaten is gigantisch en verklaart de gebeurtenissen van de laatste maanden.  Haar Pinky Pinky doorspekt met spijker symboliseert het helemaal.  
Onze indruk van Johannesburg is er nochtans niet een van verbittering. De straten van Braamfontein, de studentenwijk, zijn de place to be in Johannesburg. Alles wat hip en happening is, komt er samen.
Rooftop cafés en evenementen zijn de nieuwe trend en ook wij genieten van de neighbourhood market. Een oude parkeergarage biedt nu plaats aan een drank- en eetfestijn en live muziek. Je zou je op hapje tapje op een zomerse dag in België kunnen wanen. De verkopers zijn meestal van Afrikaanse origine maar het voedsel dat wordt aangeboden is er een van Europese couleur locale. Zo kopen we onze Engelse Pulled Pork sandwiches aan een Congolees. De man herkent direct onze Belgische roots en begint spontaan in het Frans te babbelen. Het kunnen spreken van Frans leek de man te doen heropleven. De markt op Braamfontein lijkt zo een beetje te symboliseren wat het nieuwe Zuid-Afrika zou kunnen worden, een mix van blank, gekleurd, geel en zwart, oud en nieuw, Westers en Afrikaans alles overgoten met een hip sausje.
Constitution Hill contrasteert fel met de studentenbuurt. Je wandelt niets vermoedend door Theatre park waarbij je wordt verwelkomd door een bord met een waarschuwing dat je op eigen risico betreedt. Kinderen zijn er als de kippen bij om ons geld te vragen en we besluiten na het zien van enkele drugsverslaafden rechtsomkeer te maken en toch maar de wagen te nemen. Het is weer wennen om kleine afstanden al rijdend te overbruggen. Het is zaterdag en Constitution Hill is leeg, de oude gevangenissen liggen er wat verweesd bij en de Supreme Court laat niet zoveel indruk achter als ik had gedacht. Er is de eeuwige vlam van de democratie en het geheel heeft precies wat van zijn grandeur verloren. Het zicht dat je vanop de omwallingen hebt is spannender. Het zicht op Hillbrow laat je binnenkijken in de vele flatgebouwen die de omgeving rijk is. Ze worden voornamelijk bewoond door migranten en dit laat zich zien. Iedere verdieping is als het ware versierd met satellietschotels en de was wappert er overal vrolijk rond. Op de straat staan vele groepjes te keuvelen. Een eeuw geleden zag deze plek er wellicht helemaal anders uit. Toen was  Hillbrow nog een Britse wijk en daar zijn enkel de koloniale gebouwen nog een herinnering aan. Het vogelperspectief geeft een vrolijk en kleurrijk beeld, de werkelijkheid op de straten is veel grimmiger.
Jo’Burg blijft een stad met veel gezichten. Maboheng is een klein juweeltje in de stad. De oude industriële opslagplaatsen maken er plaats voor de nieuwe Jo’burger. Nog meer als Braamfontein is dit de wijk van kunstenaars en het experiment. We bezoeken er het African Design Museum waar kunstenaars uit andere delen van Afrika hun beeld geven over de wereld. Van kunstwerken uit recycled materiaal tot video’s over de haarkunst die voor de zwarte Afrikaan een belangrijk deel van hun zijn is. Kort daarna geraken we aan de babbel met een Congolese en Zuid-Afrikaanse schone, beiden getooid met een kunstig kapsel, het een al spectaculairder dan het ander. Ze vertellen ons over hun vriendschap maar ook over de vele haatgevoelens tegenover buitenlanders. Nochtans verliest de Congolese de glimlach niet en prijst ze de zangkwailiteiten van haar Zuid-Afrikaanse vriendin. Helaas zijn we niet lang genoeg in Jo’burg want we werden uitgenodigd tot haar concert.  Een oud koloniaal hotel, met de naam Cosmopolitan, staat zo goed als op instorten maar jonge urban kunstenaars van alle slag hebben er hun intrede gemaakt. Ze stellen er hun creaties tentoon in de oude kamers die niets meer van de vroegere grandeur hebben maar die een ander soort vibe teweegbrengen. Hoe het nieuwe en het oude nieuwe mogelijkheden biedt.
Johannesburg is een amalgaan van verschillende variëteiten op het thema oud en nieuw. Waar middenklasse zwart Afrika haar identiteit meer lijkt te zoeken in een mix van Westers en Afrikaans, lijken andere wijken meer te gaan voor een mix waarbij de Afrikaanse cultuur domineert. Waar ooit Westerse winkelcomplexen waren, worden die nu overspoeld door duizenden prularia winkeltjes waar je evengoed een pak sigaretten als een camera kan kopen. Informele kraampjes rijzen er overal uit de grond en is er geen straat waar geen tien haarsalons aanwezig zijn. Het rijden in dit deel van de stad blijkt ook geen sinecure en links en rechts, voor en achter, laveren mensen tussen de auto’s.

Het is zo boeiend, de bevolking van een stad, een land op zoek naar een identiteit, enerzijds zo gevangen in zijn verleden, anderzijds zoveel mogelijkheden om uit te putten. Morgen SOWETO. 

SOWETO

South Western Township, een mythische plek… en toch vragen vele blanke Zuid-Afrikanen zich af wat wij daar willen zoeken. Dit is niet waar je moet zijn: gevaarlijk, drugs, armoede en vooral een smet op het blanke verleden.
We worden verwelkomd door Stanley. Zijn familie woont er al generaties in hetzelfde huis. Als enige overlevende zoon is hij de erfgenaam van het huis. Townshiphuizen of ‘matchboxhouses’ zoals ze ook worden genoemd, werden gebouwd toen vele migranten zich in de streek vestigden voor de mijnbouw. Ondertussen is Soweto uitgegroeid tot een klein land (in onze termen) want het telt 4,5 miljoen inwoners. Stanley’s huis telt twee slaapkamers, eentje voor de ouders samen met hun tweejarige zoon en een kamer voor de dochter. De derde kamer is keuken, eetplaats en tv-kamer. Het heeft alles wat het moet hebben maar is onnoemelijk klein. In de tuin staan nog drie ‘shacks’ of hutten. Die worden verhuurd en huizen andere families. Dit zorgt voor extra inkomen. Stanley werkte vroeger als croupier en cocktailbarman in een casino even buiten Soweto. Tegenwoordig gidst hij toeristen in zijn wijk Orlando. Hij neemt ons mee door de straten en we lopen menig vriend van hem tegen het lijf. Blanken zijn er geen dagelijks zicht en vriendelijke begroetingen worden nu en dan gevolgd door een vraag naar een kleine bijdrage voor een sigaret of drank. Eenmaal word ik nagezongen dat ik de vrouw van de zangers leven ben. Ze leren ons zelfs begroeten in Zulu.  Het is rustig op een zondag in SOWETO en groepen mensen gaan of komen van de wekelijkse kerkdienst. Vele vrouwen zien eruit als ‘zusters’. Witte gewaden met kleurrijke kappen kleuren de straat. Jongeren maken van hun vrije tijd gebruik om aan hun wagens te prutsen of troepen samen rond een ‘townshipwinkel’. Soweto heeft het gevoel meer een dorp dan een stad te zijn.
Ondertussen worden we gegidst doorheen de geschiedenis van de wijk aan de hand van platen die op een pleintje staan verzameld. Ze zorgen voor een gemeenschappelijke herinnering aan het verleden maar de staat waarin ze zich bevinden, doet me vermoeden dat dit wellicht met de volgende generaties zal verdwijnen. Een weinig verder komen we aan het stationsplein omgeven door het hospitaal, politiekantoor en natuurlijk het station. Perfecte plek om kraampjes neer te poten waaronder de fastfood ‘take away’ van de buurt. Migranten uit Zimbabwe verkopen er ‘dust chicken’, refererend naar het stof in omgeving. De kippen liggen met hun poten gespreid te braden op het braaivuur en voor een luttele rand meer kan je er pap en tomatensaus bij geserveerd krijgen. Heel gemakkelijk, zegt Stanley. Ik kom hier vaak als we geen tijd hebben om voor de familie te koken. We wandelen verder, wandelen voorbij een gebouw dat nu een of andere new African church huist. We horen de predikant roepen gevolgd door een menigte die telkenmale Yeahhhhhhhhhhhhh keelt…. We gaan niet binnen want Stanley weet iets interessanter om te tonen, zegt hij fier. Tussen de hoge grassen toont hij ons de verboden en verborgen marihuanaplantages van de streek. De politie weet hier niks van, beweert hij en hij voegt er rap aan toe dat hij niets gebruikt. Toch is hij ervan overtuigd dat het uitstekend is voor de gezondheid. In Jamaica heeft niemand kanker omdat ze marihuana gebruiken, zegt hij. Wellicht kent hij Bob Marley niet….
We nemen de taxibus naar een zeer bevreemdende plek. Een groene plek in Soweto waar je de Oppenheimer toren kan beklimmen. 49 treden moeten we op want er zijn 49 districten in Soweto. Het zicht over de hele township is impressionant. Zover je kan zien zie je de matchboxhuisjes netjes in rijen opgelijnd staan. Van bovenuit zien ze er allen eender uit, wanneer je ertussen wandelt, zie je dat elke bewoner zijn huis naar eigen smaak maar vooral eigen vermogen inricht. Naast de toren is een African Village, ooit gebouwd door Credo Mutwa, filosoof, architect, kunstenaar… en voorspeller van de aanslag op 11 september en Aids. Het schilderij waarin hij de aanslag voorspelt, zie je in een van de hutten van het dorp en werd in 1979 door hem geschilderd, zo wordt ons verteld door de plaatselijke gids. De beelden waarmee hij Aids heeft voorspeld staan buiten. Het is frappant maar tegelijk een beetje voor interpretatie vatbaar. Het dorp werd gebouwd om ook hier de geschiedenis van Afrika niet te vergeten en hier heb ik terug de indruk dat dit aan verval is overgelaten en buiten wat spelende kinderen zie je er weinig mensen bezoeken. Onze gids aldaar bleek ons ook niet te verwachten. Hij was in slaap gevallen.  
Terug de taxibus in en de rit bracht ons naar het plaatselijke Lourdes van Zuid-Afrika, het voormalige huis van Nelson Mandela in Orlando, Soweto. Bussen met vele toeristen staan op de parking voor de straat. Voor de eerste keer vandaag zijn we niet de enige blanken en ook hier staat de straat vol met de vele kraampjes die je ook in Lourdes kan terugvinden. Dezelfde souvenirs als Lourdes worden hier verkocht, niet met de katholieke beeltenissen maar Nelson Mandela, en wellicht ook in China of Taiwan gemaakt. Vele restaurantjes en pubs ontvangen de vele toeristen. Het huis zelf is gerestaureerd en werd een museum met foto’s, teksten, krantenknipsels, …. die getuigen van de bewondering die de wereld voor Nelson Mandela had. Buiten in de tuin onder de familieboom, die diende als begraafplaats voor familieleden, werd een gedenksteen geplaatst bij het overlijden van Nelson Mandela.  Hier is ook zijn plek. Als voorbestemd staat in dezelfde straat de school waar Hector Pieterse werd neergeschoten en waar het bekende portret werd genomen van een wenende broer die met Hector loopt naar het ziekenhuis. De school is er nog en de wreedheid van het apartheidsregime wordt hier werkelijkheid. Politiemannen jagen kinderen op met honden toen ze protesteerden tegen het Afrikaner onderwijs. Wat bezielt een mens om een ander zo te minachten?
Het bezoek aan Soweto laat je niet onbevangen. Er zijn niet enkel de ‘bezienswaardigheden’ maar ook het gewone leven laat een impressie achter. De verhalen van Stanley die het niet zo heeft begrepen heeft op de regering, geven ons een beeld van het leven in een township. Hij toont ons het nieuwe sportstadium van Orlando. Het oude moest plaatsmaken voor een nieuw maar mag niet meer gebruikt worden door de plaatselijke jeugd. Hij vertelt hoe hij er vroeger kon trainen als atleet maar nu krijgen jongeren zelfs die kans niet meer. Ze worden van alles beroofd om hen een beloftevolle toekomst te geven. Ze nemen de sportzalen weg en kinderen eindigen in de criminaliteit omdat er geen plekken zijn waar ze naartoe kunnen, vertelt hij. Jongeren worden niet gemotiveerd om naar school te gaan want er is geen werk en terug is er het verhaal dat er meer te verdienen valt met het verkopen van illegale goederen en drugs. Toch probeert hij zijn dochter een degelijk opvoeding te geven en is hij ontzettend fier op haar prijzen als beste lezer en karategirl. Het blijft zo tegenstrijdig. Je gaat er een plaatselijke winkel binnen en de eigenaar zit achter tralies. Daarentegen lijkt iedereen mekaar te vertrouwen in de taxibusjes. Geld wordt van achter naar voor doorgegeven en de passagier naast de chauffeur telt het na. Ik zie het ons in België niet doen. Zelfs het vertrouwen in de chauffeur is groot want zijn rijkunsten en de staat van de auto’s zijn vaak avontuurlijk. Zijn we in België gewoon aan de bestemming op de bus, daar wordt in Soweto gewoon de hand opgestoken en het aantal vingers in de lucht vertelt de chauffeur in welke zone je moet zijn. Je wordt er keurig afgezet.
We eindigen ons bezoek in het apartheidsmuseum. Het is een heel imposant gebouw. De geschiedenis van apartheid krijg ik terug voorgeschoteld. Grote foto’s uit beider groepen tonen ons de pijnlijke periode. Het was zo kort en toch zo ingrijpend. Meer nog dan het museum voel je de gevolgen. Het viel me op toen een sceptische Afrikaner iemand laconiek antwoordde dat het ‘nieuwe Zuid-Afrika’ alles opnieuw moest benoemen, toen de persoon haar vroeg waarom de stad Bella Bella vroeger Warmwater heette. De wonden zijn nog niet genezen en beide groepen zijn nog achterdochtig.

Als contrast eindigen we onze dag op een van de heuvels van Jo’burg. Het is niet Beverly Hills maar Jo’burg Hills. We zijn er op uitnodiging van een vriendin die ons van het mooie zicht wil laten genieten. We rijden er door een wijk met prachtige mansions. Ter plekke worden we in de garage afgehaald door een golf cart en naar een glazen lift van het hotel gebracht. Vanuit de lift kunnen we al genieten van een zicht over Jo’burg. De stad ligt onder ons… een stad met veel gezichten. Het leven dat je er leidt, hangt af van de klasse waartoe je behoort. Rijkdom en armoede liggen rug aan rug. Soms raken ze elkaar, vaak worden ze met elkaar verweven. Even konden we smaken hoe het is om aan beide zijden van die tegenstelling te leven. 

zondag 7 april 2013



Nelson Mandela en de kracht van een man. 

Zuid-Afrika slaakt een zucht van verluchting. Nelson Mandela, Madiba of tata mag terug naar huis. Een van de meest gestelde vragen de laatste weken was wellicht ‘Wat zal er met Zuid-Afrika gebeuren na zijn dood?’ Een vraag die misschien meer irrelevant dan relevant is maar toch een vraag die velen bezighoudt, zo blijkt. Gisteren op een etentje bij vrienden kwam het gesprek even op de man die velen, zeker van onze generatie, meedragen als een held uit het Zuiden. Zoals een van de gasten het formuleerde: Mandela en Che Gevara sierden onze muren in de roep voor een betere wereld.  Ook ik, als jonge studente, zong luid mee op de tonen van ‘Free Nelson Mandela’. Veel wist ik nochtans niet over Zuid-Afrika. Er was Zola Budd, de fantastische atlete die op blote voeten liep en de Britse nationaliteit kreeg omwille van Apartheid. Er was ook Pieter-Willem Botha, de grote krokodil en de premier van dit land met een verderfelijk regime en waar bovendien iedereen van het blanke ras Botha heette, dacht ik. Er was Helene Pastoors die een bomauto had laten ontploffen en waarrond in ons land ook heel wat heisa was ontstaan. Er waren Paul Simon en Miryam Makeba, die me de  zwarte Zuid-Afrikaanse klanken leerden kennen en me op die manier lieten kennismaken met de andere kant van Zuid-Afrika maar er was vooral de foto van het dode lijkje van Hector Pieterson, het dertienjarig jongetje dat het leven verloor tijdens de Soweto Uprisings in 1976. Die foto is mijn eerste herinnering aan Zuid-Afrika. Als kind van ongeveer dezelfde leeftijd kon ik maar niet begrijpen waarom die wrede politiemannen een weerloos kind konden doodschieten. Het was iets onwezenlijks. Veel begreep ik niet van Apartheid, wel dat het verschrikkelijk was om mensen van een andere huidskleur anders te behandelen, zelfs te vermoorden en al zeker om op een hoop onschuldige kinderen schieten. Het was toch niet meer van onze tijd en voor zover ik het toen begreep, in een land met een zekere beschaving was dit not done. Een reflectie die voor een elfjarige te begrijpen valt en zeker in de tijdsgeest van eind jaren 70, waar beschaving brengen nog een nobele opdracht was alsof er geen beschaving was in Afrika. Gaandeweg bleef dit land me boeien. Ik herinner me de nieuwsberichten van toen en hoe Frederik Willem de Klerk Botha aan de kant schoof en dit de eerste tekenen tot verbetering waren. Het verbod op het ANC werd opgeheven en dit alles leidde tot de vrijlating van Nelson Mandela. Eureka! 

Nelson Mandela en de gebeurtenissen waren toen voor mij een symbool dat er nog veel onrecht in de wereld was maar ook het geloof dat strijden vanuit de basis een kans tot slagen heeft en dat het onrecht dan wel zal verdwijnen. Nochtans lijken de beelden en verhalen die ons dezer dagen bereiken, twintig jaar na apartheid, niet erg hoopgevend. Zuid-Afrika is voor velen een land van geweld en armoede geworden, nog niet zo erg als Congo, als we dan toch een referentie moeten nemen, maar toch. We krijgen reportages over  verkrachtingen, drugsproblemen, Aids, extreme armoede, townships, corrupte politici en rassengeweld met als metafoor de verzuurde extreem rechtse Afrikaners die zich voorbereiden op een rassenoorlog in trainingskampen. Het lijkt wel een natie op drift waardoor een vraag 'Wat moet er met Zuid-Afrika gebeuren als Nelson Mandela sterft?' niet onlogisch lijkt.  
Er zijn veel problemen. Problemen die men niet correct heeft ingeschat bij de overgang. De vraag is natuurlijk of men die had kunnen inschatten. De basis waarvan men vertrok was er een met een minderheid van blanke welstellenden, veel arme zwarte armoede maar misschien meer nog een land dat werd open gesteld aan een wereld die in een razend tempo zijn stempel drukte op de Zuid-Afrikaanse samenleving. De vrije markt nam over, er was te weinig correctie vanuit de regering en er bleef de grote kloof tussen arm en rijk.

Ik moet eerlijkheidshalve bekennen dat ons verblijf daar me ook soms moedeloos maakt. Bezoeken aan de townships zijn geen streling voor het oog. Vaak was ik geschokt door de gedrogeerde jongeren die doelloos rondhangen, de blikken, soms apathisch, soms agressief van Aidspatiënten die op hun medicatie wachten, scholen waar geen boeken aanwezig zijn en kranten die vol staan met verhalen van een corrupte Zuma en de zijnen die ondertussen het belastingsgeld gebruiken voor eigen gewin. Niet alleen de townships shockeren. Er is de blijvende segregatie, een erfenis van apartheid die hardnekkig stand houdt. Rijken blijven in hun enclaves leven, nu geen louter blanke elite maar ook een zwarte, die zich beiden afscheiden van het arme Zuid-Afrika. Je stapt in je beveiligde compound in de wagen en stapt er uit in de bewaakte garage van de shopping mall. De obsessie van het geweld heeft er veel mee te maken. Zuid-Afrika heeft een obsessie met geweld. Er is veel geweld maar er zijn niet alleen slachtoffers van het fysieke geweld maar tevens het geweld waarmee wapens, beveiligingssystemen, verzekeringen aan de man worden gebracht en de idee dat men het recht in eigen handen mag nemen. Het sluit mensen meer van elkaar af. 

En toch is er de vrees dat het nog slechter wordt, eens Mandela er niet meer is. Ik denk wellicht nog meer in het buitenland dan in Zuid-Afrika. Vreest men werkelijk een opstand die nu nog ingehouden is uit respect voor Madiba en dat men zijn ANC niet wil beschadigen? Wat is het met Madiba dat hij moet blijven leven omdat het land niet zou verscheuren? En leeft die perceptie ook in Zuid-Afrika? 
Ik kan niet spreken voor Zuid-Afrika als land maar ik kan wel getuigen uit mijn vele gesprekken en observaties die ik het afgelopen jaar heb gedaan in Kaapstad dat het wellicht niet zo een vaart zal lopen. Persoonlijke verhalen en werken vanuit de basis zorgen ervoor dat de realiteit toch veel genuanceerder is. Er zijn de structuren die nog verre van perfect werken maar er zijn de zovele getuigenissen die ik heb gehoord van mensen die er wel nog in geloven. Er zijn de zovele initiatieven waarbij mensen de kloof tussen arm en rijk proberen te verminderen door lokale projecten op te starten, er zijn ook de initiatieven uit de regering zoals gratis Aidsremmers uitdelen, er zijn de scholen die wel werken, de universiteiten die gemengd zijn,  buurten waarbij de beveiligingssystemen niet zo prominent aanwezig zijn, waar de segregatie niet zichtbaar is en er zijn zelfs vrouwelijke buschauffeurs met hoofddoek. Meer en meer krijgt men ook de zwarte en gekleurde intellectuelen die op de voorgrond treden, er zijn ook de schrijvers, muzikanten, filmmakers maar ook bedrijfsleiders, winkeliers, restauranthouders, boekhouders, secretaressen ... mensen die een voorbeeld zijn voor de vele andere en de reden zijn om te blijven dromen van een toekomst waarbij ook hen mogelijkheden zullen gegeven worden en waarbij zij ook hun verhaal kunnen delen. 

Velen geloven in Mandela, zijn boodschap voor een betere wereld en velen nemen die ook ter harte.  Hij heeft voor zijn land geleden en hij was in staat zijn leven terug op te pakken zonder iemand te veroordelen. Het is net die kracht die Madiba uitstraalt bij de Zuid-Afrikanen en hun geloof in een betere toekomst. Het symbool Mandela zal niet zo rap verdwijnen, zelfs niet als de man er niet meer is. 
Velen zullen tranen laten, ongetwijfeld en ik zal zeker een van zijn, maar zijn nalatenschap zal ondanks alle huidige problemen stap per stap leiden tot een land dat het leven voor iedereen 'draaglijk' maakt. 








woensdag 7 november 2012

Kamer met een ander zicht

Ooit begon ik mijn blog met 'Ik logeer in wat ooit de vertrekken van de meid waren in een oude Engelse villa. Het zicht is fantastisch. Ik kijk uit op Tafelberg, met aan zijn voeten Kaapstad. De stad waar ik op zoek ga naar ervaringen van mensen met hun stad.'
Ondertussen zijn we twee maanden verder en heb ik een kamer met een ander zicht. 
Het zicht is prachtig. Het Boutersems groen en platteland zouden me mateloos moeten inspireren maar het direct contact met de Zuidafrikaanse realiteit is er niet meer, de motiverende gesprekken vallen weg, de huishoudelijke plichten roepen weer, hond en kat roepen om aandacht, besognes van familie en vrienden eisen mijn aandacht, lessen beginnen en mijn blik vervaagt wat. Het wordt allemaal een beetje blurry ... en ik geef toe aan de vele afleidingen die er rondom mij zijn en zoek soms excuses om mijn gebrek aan motivatie te verklaren. Ik ben ook maar een mens, denk ik dan. 
Tot gisteren ... Nikita, een medestudente, en ik besloten om samen te werken in de bibliotheek. Zij schrijft over haar ervaringen uit Indie, waar ze leefde in een lepracommune. Ik besloot me terug te concentreren op mijn verhalen uit Zuid-Afrika. Ik moet tenslotte dit jaar een thesis afleveren waarin ik mijn ervaringen verwerk op een antropologische manier. Ik stort me op wat literatuur die me wat duiding geeft bij het verwerken van de ervaringen, ik pruts wat aan mijn tekst, voor de zoveelste keer. Ik slaag er niet in om iets te schrijven wat me voldoening geeft. Ik weet eigenlijk zelf niet meer wat ik moet vertellen en nog minder hoe ik het moet vertellen, denk te moeten voldoen aan de regels van de kunst der antropologen en nog steeds ben ik hopeloos op zoek naar die kunst. 
Dan kwam de pauze ... pauzes zijn een welkome afleiding voor studenten. De pauze bleek voor mij het moment waarbij misschien de vicieuze cirkel van geklaag en gezaag wordt doorbroken. Als bij toeval bleek mijn promotor ook nood aan een welkome afleiding te hebben, en wellicht nog meer aan een sigaret. Eerlijk gezegd durf ik de mens niet meer onder ogen te  komen. Mijn openheid en vertwijfeling, frustratie die ik soms teveel met hem deel  maar vooral mijn gebrek aan tekst, zorgen ervoor dat ik liever de andere kant opkijk dan met hem te moeten babbelen. 
Maar nood breekt wet ... dan begin je maar onhandig een gesprek ... en zeg ik dat ik voor hem aan het werken ben. Hij is tenslotte mijn promotor en hij moet de thesis lezen. Zoals gewoonlijk is hij niet echt onder de indruk maar probeert hij me toch wat promotorlijke raad te geven: 'Je moet niet voor mij werken, maar je moet dit voor jezelf doen.' Ik kreeg het tot twee maal toe te horen.  Eerlijk gezegd, meestal ben ik rap van antwoord, nu ontbrak de fut me iets te zeggen, er raasde nochtans van alles door mijn hoofd maar ik dacht 'Ik stel me vaak te kwetsbaar op en daar heeft die mens geen boodschap aan. Er zijn zoveel studenten, er zijn zoveel thesissen en wat voor mij mijn hoofdbekommernis is is voor hem routine. Laat hem gerust.'
Met de moed der wanhoop en met een promotorlijke raad die ik weer maar eens niks vond, zette ik mij weer achter de boeken. Nog beter, nu schrijf ik een thesis voor mezelf, dacht ik ... dat helpt ... qua motivatie kan dit wel tellen ... 
Maar misschien kent de man me beter dan ik denk, misschien ook niet maar hij blijkt toch een gevoelige snaar geraakt te hebben. Zijn woorden zinderen de hele dag door het hoofd, ben ik wat 'pissed' en denk ik ... hmmm ... voor mezelf ... deed ik daarom die studies: voor mezelf? Ben ik naar Kaapstad getrokken om mijn eigen nieuwsgierigheid te bevredigen? Doe ik die studies om mezelf te verrijken, lettelijk en figuurlijk? Ondertussen lees ik een lezing gegeven door Rene Devisch, emeritus professor van ons departement, ter gelegenheid van zijn Eredoctoraat in Kinshasa. De man vertelt over wat hem motiveerde antropologie te doen en vooral wat voor hem een antropoloog is. Het inspireert me, voor de eerste keer sinds lange tijd, krijg ik weer wat moed. Ik wil ook verhalen brengen van gewone mensen.   Antropologie studeren voor mij was om op een andere manier te leren kijken naar mensen en meer nog om op een andere manier over mensen te schrijven. Hoe kan ik een stukje realiteit van de inwoners van Kaapstad proberen weer te geven zonder aan de echtheid van hun ervaringen in te boeten maar ook met een zekere objectieve blik. Ik wil aan de hand van subjectieve verhalen van mensen te proberen proberen te begrijpen hoe samenlevingen voortdurend evolueren en nog meer hoe mensen ermee omgaan. In die zin doe ik het voor mezelf. Maar ik doe het vooral voor hen want hun verhalen die ze mij toe vertrouwden verdienen om gehoord te worden. Hun realiteit is niet zo zwart/wit als die uit de geschiedenis blijkt en aan de hand van hun subjectieve ervaringen hoop ik hiermee een ander meer genuanceerd beeld te kunnen geven. Dit ben ik hen nu wel schuldig. En ... ik doe het toch ook een beetje voor jou, promotor, eerst en vooral omdat ik van jou wil leren hoe ik moet schrijven over mensen maar ergens heb ik ook nog altijd de ijdele hoop dat ik jou ook al is het maar voor even, wat kan boeien met mijn verhalen over het beleven van een groep Afrikaners in hun stad,  Kaapstad. 








zondag 26 augustus 2012

Afrikaanse Kos en meer



"Wat is dit? Vir jou, se Pappa. Omdat jy verjaar. Vier dik stomppote. Twee ore soos vadoeke waaruit stukkies gebyt is. Op sy rug en sy kop  'n bult vol dun rooierige haartjies. Aan sy dikke boude 'n stert, nog langer as Ping se vlegsel. Maar die allergekste aan de grote, gekke hond is dat sy neus tot op de gront hang. Dit is niet een neus nie, dis 'n slurf, lag Pappa. En dis nie 'n hond niet, Marthe, dis 'n olifant." Zo las Antjie Krog voor uit de vertaling van een 'wonderlijk' Vlaams kinderboekje "Sam, 'n ware verhaal van 'n dogtertjie en haar olifant" van Ingrid Vander Veken. Lapa uitgewers gaf haar jaarlijkse bijeenkomst waarbij Afrikaanse schrijvers hun boek kunnen voorstellen. Naar jaarlijkse traditie wordt ook een Vlaamse schrijver uitgenodigd. Deze keer had Antjie, gerenomeerde Zuid-Afrikaanse scrhrijfster, het boek gekozen. Ze verbleef in het 'schrijvers' appartement te Antwerpen, en vond in de rekken het leuke boekje van Ingrid over het verhaal van een meisje dat voor haar verjaardag een olifant kreeg, een echt gebeurd verhaal nota bene.
Het was georganiseerd in de gebouwen van de literaire kring van Nederlandse - Afrikaner literatuur. Er is altijd een band geweest tussen Zuid-Afrika en Vlaanderen en dit bewijst ook deze bijeenkomst. Is het de taal of is er meer? Afrikaners zijn natuurlijk afstammelingen van Nederlanders en Duitsers maar er is toch een zekere compliciteit met Vlamingen. De taal ligt in elk geval dichter bij het Vlaams dan het Nederlands. Ingrid wijst me er zelfs op dat er veel gelijkenis is tussen West - en Oostvlaams en het Afrikaans. De sk-klank draagt ertoe bij en ook de dubbele negatie en uitspraken zoals gezei en seun maar niet enkel de taal, er is nog meer.  Toen ik het gebouw binnentrad, dacht ik terug aan een gesprek met een Zuidafrikaanse vriend die pas in Belgie op bezoek was en gevraagd werd om er een kunstwerk te maken dat typerend is voor Vlaanderen maar dat ook de verschillende culturen samenbrengt. Het kunstwerk moet nog bekend gemaakt worden maar laat mij zeggen dat het om eten en drinken gaat. Hij vertelde me dat dit hem had getroffen. 'Mensen blijken elkaar te vinden in restaurants, tea-rooms, cafe's en dat dit de plekken zijn waar Vlamingen, Belgen en andere culturen geen onderscheid maken. We eten allen Chinees, Vlaams, Belgisch, Turks, Spaans.
En net dit is wat me hier nu ook opvalt. Afrikaners houden ook van eten en drinken. Geef toe, om op een literaire bijeenkomst aan te komen om 9 uur 30 's morgens en een glas wit wyn te krijgen als verwelkoming, kan wellicht enkel ook bij ons gebeuren. Alhoewel wij eerder een glas bier zouden aangereikt krijgen. Niet enkel wijn was er om onze smaakpapillen te verwennen maar nog meer de gerechten die allemaal het resultaat zijn van een geschiedenis van diverse culturen zoals hun namen al laten vermoeden. Grote schalen met met bobotie sosaties, samoosas, vetkoek en natuurlijk ook de zoetigheden melktert, koeksisters, malvapudding, tamboesies sierden de tafels.
Soms zijn er toevalligheden, maar ook in haar boek 'Change of Tongue' beschrijft Antjie Krog het belang van de kombuis (keuken) bij Afrikaners. Haar Ouma maakte ooit een heel feestmaal voor een Engels gouverneur generaal, de vijand nota bene. De liefde voor het eten straalt uit de brief die haar Ouma over het evenement beschreef: "Klasie presented this enormous pudding to him in a newley painted wheelbarrow. With the coffee we served milk tart, koeksisters and Aunt Stoffie's feather-light jam puffs and paper-thin slices of guava marinated in port."
Er is veel geschreven over Afrikaners en ze hebben heel zeker een complexe geschiedenis maar als ik nu terug 'huis toekeer'  zal ik net zoals mijn Zuidafrikaanse vriend de Vlaming identificeert met de eetcultuur, ook de Afrikaner associeren met heerlijke gerechten en een glaasie wijn. En wellicht ligt hier onze compliciteit, in het vermogen om de cultuur van de andere in onze cultuur op te nemen, zij het dan via de eetcultuur.