
Klik hier om het volledige album te bekijken
'God created the rose in the likeness of Woman'. Zo stond op het kaartje dat Kamilla en ik ontvingen op een van onze bezoekjes aan de townships van Strand. Vijf dames in blauwe t-shirts begeleid door hun mannelijke collega in politie-uniform deelden de kaartjes uit. Ze bezochten de school om alle vrouwelijke leerkrachten een prettige vrouwendag te wensen. Het was niet het enige vrouwengebeuren waarmee we geconfronteerd waren die dag. Bij het bezoek aan de school bleken de vrouwelijke leerkrachten allen weg om samen met de directrice hun vrouwendag te vieren met een kopje koffie. Was dit in een school in België gebeurd dan stond de school wellicht op zijn kop. Hier zaten alle kinderen plichtsbewust te werken terwijl er geen leerkracht voor de klas stond. ‘Dit zou nooit gebeuren in Belgie’, zei Kamilla. De school in de township is een beetje het paradepaardje van Elsa, die me die dag rondleidde. Ze heeft veel bijgedragen voor de school tot het betalen van een muziekleerkracht die een koor heeft opgebouwd, maar er zijn ook de computers en nog zoveel meer. De directrice is fier te kunnen zeggen dat de school in de laatste jaren verdrievoudigd is in aantal leerlingen.
Ik zou dit verhaal willen wijden ter
gelegenheid van vrouwendag aan ‘wonderlijke vrouwen’, zoals ze hier plegen te zeggen. In mijn zoektocht naar verhalen over mensen in postapartheid werd ik in
contact gebracht met Elsa. Ze was ooit doctor in zielskunde in Potchefstroom.
Zoals velen verliet ze het dorre binnenland om aan de Kaapse kust van haar
pensioen te genieten. Ze is overtuigd lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk
en juist omwille van haar geloof vindt ze het haar plicht om voor de
minderbedeelden te zorgen. Mijn eerste gesprek met haar had me in de war
gebracht. Verhalen van mensen die apartheid hebben meegemaakt als Afrikaner en
deel waren van een systeem, roept ambigue gevoelens op. Op een gegeven moment
vertelde me ze dat ze toen in de jaren tachtig de Cosby show op tv zagen, ze
voor het eerst beseften dat ‘zwartmense’ ook intelligent konden zijn. Dat in
die jaren tachtig veel voor hen duidelijk werd, dat iedereen ‘gelijk is in de
ogen van God’. Ik mag geen oordeel hebben maar er bleven vraagtekens in mijn
hoofd. ‘Hoe kon een docent zielskunde (psychologie) zo denken?’
Zoals iedere Afrikaner die ik spreek, vond
zij het ook goed dat apartheid verdween en dat iedereen nu een kans kreeg.
Dit opende een hele reeks mogelijkheden voor een hele hoop mensen maar ook de
mogelijkheid voor een volk dat zo achtervolgd wordt door zijn geschiedenis om
zich opnieuw te profileren. Hoewel
religie aan belang inboet, is Zuid-Afrika een heel religieus land. Er zijn
zoveel religies als er mensen zijn en ondanks de vele problemen in dit land,
blijkt er tussen verschillende godsdiensten geen problemen te zijn. Elsa
is ook overtuigd lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk en vindt dat in de
huidige omstandigheden het haar plicht is om de minderbedeelden te helpen. Ze
zamelt fondsen in voor de lokale school in de township om voedsel te kopen, ze
organiseert voedselbedelingen in het ziekenhuis voor de HIV-patiënten die hun
pil moeten innemen met voedsel, ze wil een dagcentrum voor de kleintjes in de
armste township in Strand, Casablanca. Casablanca heeft een exotische naam
maar is een trieste aanblik van vervallen huisjes. Elsa toont me het stuk land
waar ze het dagcentrum voor de kleintjes wil openen. Nu behelpen ze zich met een
kleine container zonder elektriciteit en water om de kinderen op te vangen. Er
is maar plaats voor 12 kindjes van de wijk en volgens haar zou het zo goed zijn
om alle kindjes van de wijk daar te kunnen opvangen. De armoede is niet te
omschrijven in Casablance en niet enkel Elsa maar ook vrouwen van de wijk zelf
proberen het er toch ook menselijk te maken voor de inwoners. Irma is een van de
mensen die beter af is in de wijk. Haar man heeft werk in de bouwsector en zij
hebben een ‘degelijk’ huisje kunnen bouwen. Het is niet groot maar gezellig. Ze
heeft ook een fornuis waarop ze soep kan koken. Elsa zorgt voor de ingrediënten
en Irma maakt twee keer per week soep in haar Sopkombuis waarbij de
buurtbewoners gratis soep komen halen. Zo eten ze tenminste twee keer per week
gezond, zegt ze. Toen we vorige vrijdag meehielpen op de 3-maandelijkse
tweedehands kledijverkoop in Casablanca, realiseerde ik me pas de ellende. De
verkoop had hetzelfde effect als de solden bij ons. De mensen stormden op de
kledij en voor 0,2 Euro per stuk konden ze zich een hele outfit samenstellen. Elsa vertelde dat ze geld
moesten vragen omdat de eerste keer toen alles gratis was, de mensen begonnen
vechten en kleren van elkaar afnamen en zelfs het pand afbrandden.
Er heerste een soort ruwheid tegenover elkaar op de verkoop. Jongens stormden bij onze aankomst op onze auto af in de hoop een centje bij te verdienen bij het helpen dragen van de zakken. Het kruiperige gedrag, sir, madam ... raak ik niet gewend. Toch was er ook plezier. Pubermeisjes vonden een paar roze laarzen met heel hoge
hakken en dit was aanleiding genoeg om het komende uur even in een
droomwereld te vertoeven en zich eventjes model te wanen.
Ik raakte er aan de praat met Jennifer. Ze
woont ook in Casablanca en is een beetje aanzien als de mama van de wijk. Ook
zij helpt met de sopkombuis omdat ze wil zorgen voor de mensen. ‘I love people’ zegt ze, ‘I don’t have anything
but I like to give because I know what it is to be hungry’. Ze heeft drie kinderen, en heeft al de nodige miserie doorgemaakt.
Haar zoon was aan tik, soort drug, en heeft haar zelfs beroofd van het weinige dat ze
bezat, omdat hij geld nodig had. Hij is gelukkig van de drugs af, zei ze, en heeft nu een job. Haar
jongste dochter was zwanger toen ze 15 was en nu draagt zij zorg voor haar
vierjarig kleinkind. Ze is zo fier dat ondanks de zwangerschap haar dochter toch
goed studeert op school. Dit kon niet zonder de vrijgevigheid van de mensen van kerk, zegt ze. Ze wil zo graag dat ze een diploma haalt zodat ze werk kan
vinden. ‘I keep faith in the Lord above. He means the best with us.’ , gaat ze
verder. Zij is lid van een Afrikaanse Christelijke kerk en dit houdt haar
recht. ‘God is there to take care of us.’
En toch is het ontroerend. Elsa samen met haar
groep vrijwilligers uit de kerk, wonend in de betere wijk van de stad, probeert haar medeburgers in de sloppenwijk een menswaardig leven te geven. De religie is als een bindmiddel tussen twee delen van de stad. Veel vragen
spoken nog door mijn hoofd maar voorlopig wil ik het houden bij de getuigenis
van vrouwen die hun sterkte halen uit hun geloof, enerzijds om elkaar te helpen, anderzijds om zin te geven aan hun bestaan. En al is het maar om enkele tienermeisjes een uur plezier te geven aan een paar roze botten ... 'God created the rose in the likeness of Woman'
Wat een krachtige en mooie getuigenis, Isabelle. Daar kunnen we hier in het Westen met al onze rijkdom nog veel van leren. Het delen met anderen, bezorgd zijn om anderen en daar een levensmotto van maken, is in onze geïndividualiseerde maatschappij soms ver te zoeken. Zeer confronterend ook, maar dat zal nu net het bijzondere zijn om je studie in praktijk te kunnen toetsen.
BeantwoordenVerwijderenLiefs.
Ann